De ABRvS is zogezegd ‘om’ wat betreft het ne bis-beoordelingskader.
Als een aanvrager een nieuwe aanvraag doet na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking, dan dient hij bij de aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Laat de aanvrager dat na of oordeelt het bestuursorgaan dat er geen sprake is van nova, dan kan het bestuursorgaan toepassing geven aan artikel 4:6 lid 2 Awb en de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking.
In een eventueel daaropvolgend beroep toetste de bestuursrechter tot voor kort het besluit aan de hand van het niet onomstreden ne bis-beoordelingskader. Dat hield in dat de bestuursrechter ambtshalve – dus los van de beroepsgronden – toetste of zich nova voordoen.
De ABRvS had het ne bis-beoordelingskader in haar uitspraak van 22 juni 2016 in het vreemdelingenrecht al verlaten. Aanleiding daarvoor was de implementatie van de Europese Procedurerichtlijn in de Vreemdelingenwet 2000. In de uitspraak van 23 november 2016 verlaat de ABRvS mede in het kader van de eenvormigheid van de rechtspraak het ne bis-beoordelingskader uitdrukkelijk ook voor de rest van het bestuursrecht.
Voortaan toetst de bestuursrechter het besluit overeenkomstig artikel 8:69 Awb in het licht van de daartegen door de aanvrager aangevoerde beroepsgronden. Deze toetsing omvat, zoals bij alle besluiten, de motivering van het besluit, de manier waarop het tot stand is gekomen en, indien er beleid wordt gevoerd over de toepassing van artikel 4:6 Awb of over verzoeken om terug te komen van rechtens onaantastbare besluiten, op welke wijze aan dat beleid uitvoering is gegeven.
Dit betekent enerzijds dat als een bestuursorgaan de herhaalde aanvraag op inhoudelijke gronden afwijst, de bestuursrechter het besluit op die aanvraag toetst aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden als ware dit het eerste besluit over de aanvraag. De bestuursrechter toetst dus niet meer ambtshalve of wat de aanvrager aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
Anderzijds, als een bestuursorgaan artikel 4:6 lid 2 Awb heeft toegepast, dan toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
Concreet betekent dit dat de inhoud van het besluit van het bestuursorgaan als uitgangspunt heeft te gelden. Als het bestuursorgaan in het besluit toepassing geeft aan artikel 4:6 lid 2 Awb, is het vervolgens aan de aanvrager om beroepsgronden te richten tegen het oordeel dat er geen sprake zou zijn van nova.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze advocaten via de contactpagina.
Goeman Borgesiuslaan 77
3515 ET Utrecht
Telefoon: 030-2758999
Telefax: 030-2758990
info@juridischadviesbureauvanderlinden.nl
copyright | sitemap | algemene voorwaarden | disclaimer | cookies